1 augustus 2013

Dream Team - Jack McCallum



In ’t kort: Olympische Spelen 1992, Barcelona. Voor het eerst doen Amerikaanse profs mee in het baskettoernooi. En niet zomaar profs, maar de absolute sterren van de NBA: Michael Jordan, Magic Johnson, Larry Bird, Charles Barkley, Clyde Drexler, Chris Mullin en consoorten. Ze staan bekend als het Dream Team. Uiteraard winnen ze het toernooi op één been (coach Chuck Daly nam niet één time-out, en in de finale werd Kroatië geklopt met liefst 33 punten verschil), maar het boek focust niet alleen op de wedstrijden, integendeel zelfs.
McCallum vertelt het volledige verhaal van het Dream Team, vanaf het fiat van de wereldbasketbond over het gepalaver omtrent de samenstelling het team, het kwalificatietoernooi in Portland en de Spelen zelf, tot de terugkeer in de USA.

Mijn oordeel: Ik neem jullie even mee naar februari 1992. Ik kwam onverwacht in het ziekenhuis terecht door een acute appendicitis. Wat doet een 16-jarige als ie zich verveelt in een ziekenhuisbed ? Jawel, tv kijken. Het toenmalige Sportnet had de uitzendrechten over het NBA-basketbal, en net op dat moment werd het jaarlijkse All Star Game gespeeld. Toevallig stuurde de zapper me daarheen, en ik bleef kijken, gebiologeerd door wat zich op dat parket afspeelde.
Het toeval wil dat dit All Star Game één van de beste ooit werd, met de terugkomst van Magic Johnson (in de herfst van 1991 gestopt omwille van zijn HIV-positief-status) en prachtige staaltjes basketbal. Daar, en daar alleen, in dat ziekenhuisbed, is mijn liefde voor het basketbal geboren.
Dat tijdens de zomer van datzelfde jaar het Dream Team nog betere staaltjes van basketkunst in Barcelona liet zien, verdiepte die liefde. Ik werd fan, en dat ben ik nog steeds (zij het iets minder obsessief, zie recensie ‘Fanatic’).
Het boek zelf dan. Eind jaren ’90 schreef Mart Smeets (wie anders) al een werk over dit befaamde team, maar dit boek is anders opgevat, het focust meer op de relaties tussen de diverse protagonisten dan op de wedstrijden zelf. Boris Stankovic, de wereldbasketbaas, en David Stern (commissioner van de NBA) werken samen een deal uit om NBA-spelers op de Spelen toe te laten. Stern en de (toen nog machtige) Amerikaanse universiteitsbond gaan in de clinch over hoeveel NBA- en hoeveel College-spelers. Het team wordt uiteindelijk samengesteld uit 11 NBA-spelers en amper één universiteitsspeler.
De 11 NBA-spelers worden gekozen, waarbij heel wat onderlinge vetes worden uitgevochten (vooral Bad Boy Isiah Thomas moet het ontgelden, absolute vedette Jordan wil hem niét in het team), en dan de eerste wedstrijden. De consternatie is groot wanneer een verzameling college-spelers het Dream Team te kijk zetten in hun allereerste wedstrijd samen. De volgende dag wordt orde op zaken gesteld, en het Dream Team kijkt niet meer achterom.
Tussen het kwalificatietoernooi en de Spelen zelf, gaat het team op afzondering naar Monte Carlo. Tussen al het gokken en golfen door, spelen ze ‘the Greatest Game that Nobody Ever Saw’, een onderling oefenpartijtje waarbij elke speler zijn kunnen wilde tonen aan de anderen, en enkelen daar bekaaid vanaf kwamen. McCallum heeft een tape van dit wedstrijdje kunnen bemachtigen, en geeft een gedetailleerd verslag. Alleen al hierom is dit boek een topper.
In Barcelona zelf gaan de wedstrijden even makkelijk, maar voor de spelers wordt het een luxe-gevangenis. Behalve Barkley, die zich traditioneel van zijn leukste kant laat zien en elke avond de Ramblas onveilig maakt, blijven quasi alle spelers in het hotel om zo de hordes aan fans en supporters te ontlopen.
We krijgen ook nog een mooi terzijde over de strijd om het brons. Het nietige Litouwen klopte Rusland, waar ze tot voor kort nog deel van uitmaakten, en dat zorgde natuurlijk voor een ongezien feest. Sterspeler Arvydas Sabonis had de zege zelfs zo hard gevierd dat hij dronken in zijn bed lag toen zijn land het brons kreeg omgehangen…
Dat tijdens de medailleceremonie nog wat commerciële belangen spelen, toont uiteindelijk aan dat alles toch voor het grootste deel om geld draaide. Een beetje een ontnuchtering, dat wel, maar we hebben er toch maar mooi ontstellend mooi basketbal door gekregen.
Het boek is een absolute aanrader voor iedereen die basketbal een warm hart toedraagt: luchtig, met de nodige humor, zonder al te veel pretentie maar toch diepgravend in de interviews en portretten, zet McCallum één van de beste teams ooit, ever, in the history of sports, op een knappe manier neer.

Eindoordeel: het gebeurt zelden, maar deze keer toch: *****

The Heart of the Order - Thomas Boswell



In ‘t kort: Boswell is (of was) journalist en columnist voor The Washington Post en volgde vooral het baseball. Dit boek omvat een verzameling portretten en columns uit de jaren 1984-1988, en werd uitgebracht in 1989. We starten met heel wat portretten (sommige oppervlakkig, andere diepgravender), en kijken vervolgens terug op de Word Series (de finale van het baseball-kampioenschap) uit die jaren.

Mijn oordeel: ik kocht dit boek een hele tijd geleden, omdat Mart Smeets (alweer hij) er in één van zijn boeken erg lovend over sprak. Ik begon het boek eind jaren ’90 (ik vond in het boek als bladwijzer zelfs een factuurtje terug van een weekendje uit naar de Floraliën in Nederland), maar raakte toen niet erg ver. Deze vakantie leek me het ideale moment om het nogmaals te proberen. En ik heb het me eigenlijk niet beklaagd…
Uiteraard is het boek wel gedateerd. Boswell windt zich nogal dikwijls op over de miljoenencontracten die de toenmalige sterspelers uit de brand konden slepen, maar die stellen eigenlijk niks voor in vergelijking met wat baseballers vandaag verdienen. Ook zijn uitgebreide portret over Pete Rose en zijn record-breaking quest for 4.192 hits is, achteraf gezien, een beetje pijnlijk. Rose werd later gepakt voor het wedden op wedstrijden waaraan hij zelf deelnam, en door de baseball-gemeenschap met het vuilnis buiten gezet.
Ondanks deze ‘problemen’ blijft het toch een leuk, zij het soms langdradig, boek. Sommige columns heb ik toch aan mij laten voorbijgaan, andere daarentegen heb ik verslonden. “99 Reasons Why Baseball is Better than Football” is hilarisch (Reason 20: Eighty degrees, a cold beer and a short-sleeve shirt are better than thirty degrees, a hip flask and six layers of clothes under a lap blanket) !!
Boswell is een heel goed schrijver en portretmaker, maar het boek is soms heel gedateerd. En z’n kleine kantjes en frustraties komen soms heel erg tot uiting, wat irriterend kan werken.

Eindoordeel: ***1/2

Fanatic - Jim Gorant



In ’t kort: De ondertitel verklaart al veel: ‘Ten things all sports fans should do before they die”. Gorant, journalist van Sports Ilustrated onderneemt een pelgrimstocht langs 10 grote sportevenementen (op één na, Wimbledon, allemaal Amerikaanse. Uiteraard.). De Super Bowl, de Daytona 500-race, baseballwedstrijden bij de Chicago Cubs en de Boston Red Sox, de Kentucky Derby-paardenrace, een American Football-wedstrijd van de Green Bay Packers, de finale van het College Basketball-kampioenschap, allemaal passeren ze de revue. Inderdaad, allemaal dingen die ik zelf ook wel eens wil meemaken

Mijn oordeel: de introductie zet al onmiddellijk de toon. Gorant is een 40-jarige (ex?-)sportfanaat, die het supportersvuur uit zijn jeugd een beetje is verloren. Toen hij tiener was, leefde hij alleen voor sport, kende statistieken uit het hoofd, miste geen enkele wedstrijd van zijn lievlingsteams, weende en juichte bij hun prestaties. Door de jaren heen verschrompelde de bezetenheid, en dat vindt hij eigenlijk een beetje jammer.
Hey, that’s me ten voeten uit. Ik herinner me nog dat ik met een aftandse recorder zelf commentaar gaf bij het WK Veldrijden, toen gewonnen door – ik vergeet het nooit – Klaus-Peter Thaler. Maar mijn liefde voor de (Europese) sport is door de jaren heen getaand. Weg de live or die-liefde voor blauw-zwart (ik kijk nauwelijks nog naar wedstrijden, laat staan dat ik weet wie in de basis-elf staat), weg de obsessie met Belgisch basketbal (gestorven samen met Bavi Vilvoorde), weg het gepalaver over de rondjes-33 in het schaatsen (daar zitten de kids wel voor iets tussen, ik kan en mag nauwelijks tv kijken op zondagnamiddag).
Gorant start zijn pelgrimstocht bij de Superbowl, de Daytona 500 en de College Basketball-finale, waar hij overweldigd wordt door de massa en de studentikoze sfeer. Nadien wordt het wat meer “upper class” met de Kentucky Derby, het Masters-golftoernooi en Wimbledon (waar hij vruchteloos op zoek gaat naar de befaamde strawberries-and-cream) om te eindigen bij de rechtgeaarde supporters in Boston, Green Bay en Chicago.
Meer dan een pelgrimstocht is dit ook een zoektocht naar zichzelf. En dat geeft aanleiding tot wat introspectie van de lezer zelf, dus ook bij mij. En dat geeft het boek een onverwachte meerwaarde. Ook dit boek lag al lang klaar op de plank, en ook van dit boek heb ik me achteraf beklaagd dat ik het niet vroeger gelezen heb.

Eindoordeel: ****

Scorecasting - Moskowitz & Wertheim



In ’t kort: Moskowitz, een econoom, en Wertheim, die voor Sports Illustrated schrijft, bundelen hun krachten om enkele hardnekkige clichés en mythes in verband met sport tegen het licht te houden en aan diepgravende statistische onderzoeken te onderwerpen. Het resultaat is meestal verrassend, bij enkele thema’s zelfs onthutsend.

Mijn oordeel: ik kreeg dit boek voor mijn verjaardag cadeau van Zorex, en was er heel erg gelukkig mee. Eerder verslond ik Freakonomics, en nu wordt deze werkwijze toegepast op mijn geliefde American Sports. En dan nog heel goed geschreven, met humor, inzicht en perspectief. What else could I ask for ?
Sommige onderwerpen zullen ook niet-American Sports-fans bekoren, zoals het uitgebreide stuk over het thuisvoordeel en waar dat vandaan komt (verrassend, I assure you). Andere gaan echt over Amerikaanse dingen: de ‘vervloekte’ Chicago Cubs, de NFL Draft, het probleem van de 4th down in American Football etc.
De statistische onderzoeken, echter, zijn niet altijd sport-gerelateerd, komen meestal uit de psychologie. En dat maakt het volgens mij ook voor een non-sports nut als ik best aangenaam om te lezen.
Maar ik vond het ge-wel-dig !!
Op de achterflap stond een stukje uit de recensie van Richard Thaler, professor in de gedragswetenschappen: “(Sports + Numbers) x Great Writing = Winning Formula”. Beter had ik het niet kunnen zeggen.

Eindoordeel: ****1/2

Undaunted Courage - Stephe, Ambrose



In ’t kort : USA, eind 18de eeuw. Thomas Jefferson is net president geworden van de piepjonge natie, en heeft van Frankrijk Louisiana overgekocht. Voor alle duidelijkheid, dit Louisiana is niet enkel de huidige staat Louisiana, maar eigenlijk het grootste deel van de huidige USA ten westen van de Mississippi-Missouri.
Dit immense gebied is voor blanken tot dan toe volslagen onbekend, en wordt enkel bevolkt door indianen en enkele verloren gelopen trappers.
Jefferson wil dit gebied zo snel mogelijk ontsluiten, en zoekt een waterweg tussen de Mississippi en de Pacific Ocean. Daarvoor doet hij beroep op een oude kennis, Meriwether Lewis, die samen met kompaan William Clark en een groep van 20 onversaagden dat immense gebied doorkruisen tot bij de Pacific en terug naar Washington. Lewis en Clark houden over deze immense onderneming elk een apart dagboek bij, die als basis dienen voor Ambrose z’n spannende relaas.

Mijn oordeel:  de geschiedenis van de USA heeft me altijd al gefascineerd, vooral dan de vroegere jaren (cfr ook mijn liefde voor de epossen van Beverly Swerling), ook al heb ik er totnogtoe (te) weinig over gelezen. Dit boek stond al een tijdje op de plank te blinken, en eindelijk heb ik het aangedurfd om me erin te gooien.
Ambrose heeft er een lijvig werkstuk van gemaakt (+/- 500 blz), maar net zoals bij z’n eerdere meesterwerk “D-Day” kan hij van het saaiste onderwerp toch een onderhoudend verhaal maken. De aanloop is wat traag, met een introductie tot de (korte) geschiedenis van de USA, een portret van president Jefferson en the life and times of Meriwether Lewis, maar nergens gaat het vervelen.
En dan, het relaas van de toch zelf, spannend, onderhoudend, vlot geschreven, met zin voor detail én zin voor humor. De karakters van Lewis, Clark en enkele van de kompanen worden heel goed uitgetekend, je kan goed inschatten wie wat precies doet, denkt of onderneemt en waarom.
Ambrose verliest nooit het grotere perspectief uit het oog, hij geeft je het gevoel mee te reizen en samen met Lewis als eerste blanke de immense vlaktes van Montana, de Bitterroot Mountains, de Great Falls of the Missouri en al die andere prachtige dingen te aanschouwen.
Gelardeerd met de nodige afbeeldingen en kaarten verlies je ook nooit de draad van het verhaal.
Heel knap gedaan.

Eindoordeel: ****1/2