4 juni 2012

Gelukkig zijn we machteloos - Ivo Victoria

In’t kort: we zitten op een zomers familiefeest, met alle stereotypen van dien: de Militair probeert krampachtig de touwtjes in handen te houden, de Weduwe (eigenlijk aangetrouwde familie, maar sinds het overlijden/de zelfmoord van haar echtgenoot mag ze toch naar de feestjes blijven komen) denkt er het hare van, de Broers kunnen het niet echt met elkaar vinden en proberen elkaar steeds de loef af te steken, de Gastheer is heel erg trots op zijn mooie tuin mét alarmsysteem (je weet immers nooit in deze tijd, met al die verdwijningen en zo), de Gastvrouw probeert wanhopig haar moeder naar de mond te  praten, de pater familias dementeert, en uiteraard ontbreekt de Zatte Nonkel niet (hij heeft zelfs zijn Thaise Bruid meegebracht). Ook Ome Lex (niet echt een nonkel, maar het wordt niet duidelijk wat hij dan wel precies is) mag langskomen. ’s Avonds breekt er een onweer los. En dan verdwijnt Billie, de geadopteerde tienerdochter des huizes. En opeens is ook Ome Lex weg…
 
Mijn oordeel: de setting deed me heel erg denken aan ‘Festen’, maar de verhaallijn heeft daar verder eigenlijk weinig mee gemeen. Het verhaal wordt erg goed opgebouwd, met steeds wisselende vertelperspectieven, waarin door ironie, omkering en sarcasme de kleingeestige Vlaming met de grond gelijk wordt gemaakt.

Er waait ook nog een golf van mysterieuze verdwijningen van jonge meisjes doorheen het platteland, en volgens enkele vrouwen heeft dat te maken met een Geruis dat ze opeens horen, iets 'bovennatuurlijks'. De Gastheer is maar wát blij met zijn alarmsysteem, maar desondanks verdwijnt zijn ‘kleine meid’. Die verdwijning, eigenlijk pas na driekwart van het boek, wordt hoofdzakelijk door de ogen van Ome Lex bekeken, al rijst daarbij de vraag of we hem wel mogen geloven.

De laatste scenes van het boek zijn zo ongeveer de mooiste. De verklaring van het Geruis is echt betoverend, samen met het verhaal van de Valk en de Walvis.

Dit boek moet het niet hebben van zijn verrassende plotwendingen (al zijn die er wel, in beperkte mate) of van zijn sneltreinvaart. Wel is de gebruikte taal echt mooi, de beschrijvingen knap opgebouwd, met mooie symboliek, de sfeerschepping treffend, en de ironie weergaloos.
Een aanrader, zoals Standaard der Letteren vertelde.

Eindoordeel: ****1/2

Het dwaallicht - Dick Matena (naar Willem Elsschot)

In't kort:
Drie Indische zeevaarders vragen aan Laarmans de weg naar een zekere Maria Van Dam die, volgens een gekrabbeld adres op een sigarettenpakje, in de Kloosterstraat. Terwijl Laarmans eerst net zinnens is hen meer te helpen dan met hen de weg uit te leggen, krijgt zijn goedheid toch de bovenhand en besluit hij om met hen mee te lopen.

Het is de start van een zoektocht die langer duurt dan voorzien.

Mijn oordeel:
Laarmans, anthi-held in wel meer werken van Elsschot, is, ondanks een sterk aanwezige cynische kant, nog steeds een beetje de naïeve goeierd. Het enige dat de wijsheid hem leert is dat hij, zo lijkt het, steeds de onzin van hun expeditie inziet. Op het einde moet hij dan ook inzien dat, wel, onze wereld een miserabele plak is, eigenlijk.

Niet echt een vrolijkmakend boek dus. De tekenstijl van Matena zet de sfeer perfect. Al herken ik er niet meteen Antwerpen in. Tuurlijk, het is een Antwerpen van vervlogen tijden, toen het meer dan nu een grauwe havenstad was. Het wereldbeeld en het cynisme dat eruit spreekt is echter van alle tijden.

Een mooie versie van de laatste roman van Elsschot. En ik ontdekte dat ik bijzonder weinig van dit werk had onthouden (ik las het pakweg 16 jaar geleden).

Eindoordeel:
****

Boy Racer - Mark Cavendish

In't kort:
Mark Cavendish beschrijft zijn eerste triomfjaar 2008 in de Tour waar hij 4 overwinningen meepikt. Tussendoor leren we hoe hij profrenner is geworden.

Mijn oordeel:
De opzet van het boek, de etappes van zijn eerste succesvolle tour met uitweidingen naar zijn biografie en een inzicht in zijn persoonlijkheid en groei als renner, is al eerder toegepast, maar werkt wel. Het geeft het boek een structuur die je verder doet lezen.

Verder wil Cavendish met dit boek de mensen de echte mens achter de renner laten zien. In tegenstelling tot het beeld van de soms onhebbelijke, betweterige, kinderachtige en arrogante jongen dat hij in de pers krijgt toebedeeld. En ik moet zeggen, na het lezen van dit boek ervaar ik Cavendish als een soms onhebbelijke, betweterige, kinderachtige en arrogante jongen. Met dat verschil dat hij hier soms laat zien dat hij dat zelf ook beseft. Het is vast het egocentrische trekje dat de toppers moeten hebben om zichzelf boven de rest te voelen en zo onverwijld successen na te jagen.

Tegen de laatste hoofdstukken was ik het echter wel beu. Als er iets fout loopt, dan is het de fout van een mecanicien, van een mederenner (hoe hij bijvoorbeeld een André Greipel afschildert getuigt van weinig empathie) van stomme trainers, soit, van allemaal mensen die niet begrijpen dat het licht uit zijn gat schijnt en dat van hem alleen :-)

Ach, hij wint inderdaad de meeste sprinten en vaak met de vingers in de neus en de winnaar heeft altijd gelijk. Eddy Merckx was vast ook niet te harden in zijn topjaren. En Roger De Vlaeminck is nog steeds zo!

Het boek is interessant in zijn inzicht in de ritten van dat jaar, maar het hangt een beetje vast in steeds hetzelfde verhaaltje van 'kijk eens hoe ik altijd gelijk had' en tegen het einde van het boek begin je diagonaal te lezen.

Eindoordeel:
Aardig. ***
Maar nu heb ik het wel even gehad met wielrenboeken ;-)