22 maart 2007

Even iets lichters: Mart Smeets














Als Nieuwjaarsgeschenk kreeg ik van de mams de twee laatste schrijfsels van Mart Smeets, 'Retro' en 'Wereldtour.' Zij weet dat ik al jaren fan ben van deze Nederlandse sportjournalist, en al zijn boeken (behalve de laatste twee dan) in mijn boekenkast staan te pronken. Een fijn geschenk dus.


In 'Wereldtour' trekt onze Mart er, na de Winterspelen van Turijn 2006, voor een tweetal maanden op uit, de wereld rond. Eerst naar Australië, waar hij zoon Tjerk aan het werk ziet bij zijn honkbalteam, verder naar Vancouver voor het WK schaatsen en dan met vrouw Karen de Rocky Mountains over. Verder naar Boston, waar ze zowel honkbal als NBA-basketbal zien, om te eindigen in Miami en van welverdiende rust te genieten.



'Retro' stoelt op een ander uitgangspunt: Smeets bezoekt in 2005 plaatsen waar hij in zijn rijkgevulde sportcarrière ooit al is geweest, en vergelijkt nu met vroeger. Zo is het er in schaatsend Rusland stevig op verbeterd, terwijl de sfeer rond het basketbal in Madison Square Garden erg verziekt is. Hij zet ook de huidige Vuelta naast die van 15 jaar geleden, en trekt de vergelijking door naar de Spaanse keuken.



Beide boekjes (allebei pockets van niet meer dan 150 blz) lezen uiteraard als een trein, zoals we van Smeets gewoon zijn. Korte zinnen, geen al te moeilijke woorden of constructies, maar heldere taal en korte hoofdstukjes. Het ene hoofdstuk is al grappiger of pakkender dan het andere, maar Smeets blijft altijd nuchter observeren.


Behalve wanneer het om z'n kinderen gaat, dan kan hij z'n gevoel niet uitschakelen. Zo is z'n beschrijving van de home-run van Tjerk van een onaardse schoonheid. Ook wanneer hij z'n gevoelens verwoordt na de dood van Gerrie Knetemann en de moord op Van Gogh (die allebei in hetzelfde weekend gebeurden), voel je z'n tranen door de zinnen heen.




Niet iedereen is een Smeets-fan, nog minder zijn fan van zijn boeken en schrijfsels, maar ik ben er toch eentje van.



Eindbeoordeling: ***1/2

5 maart 2007

America's Game - Michael MacCambridge


Toen figor me polste omtrent het meewerken aan deze blog, vertelde ik hem dat ik erg veel sportboeken lees, vooral dan over Amerikaanse sporten. En of andere mensen daarin wel geïnteresseerd zouden zijn, vroeg ik me af. Figor verzekerde me dat dat me niet mag weerhouden van het bespreken van deze boeken. So here goes.


Genre:
Geschiedenis / Sport


In het kort:

Michael MacCambridge, editor bij Sports Illustrated, vertelt de geschiedenis van het American Football, beginnend eind jaren '30 en eindigend in 2004, jaar van de publicatie.

Het boek begint met een proloog, waarin de finale van het kampioenschap van 1958 tussen de Baltimore Colts en de New York Giants wordt naverteld. Deze wedstrijd zette het American Football definitief op de Amerikaanse ontspanningskaart, omwille van de spanning en de onverwachte wendingen. Tijdens de tweede verlenging werd de uitzending van deze wedstrijd afgebroken, waarna de verbijsterde kijkers een aflevering van 'Heidi' zagen beginnen. De wedstrijd staat dan ook in de annalen bijgeschreven als 'the Heidi Game'.


In de eerste hoofdstukken worden we meegenomen naar de jaren '30 en '40, toen American Football nog lang niet de evenknie was van het baseball, toen nog 'America's national pastime.' Figuren als commissioner Bert Bell, eigenaars George Halas en Dan Reeves en coach Paul Brown passeren de revue.


De toon is gezet, en McCambridge diept elk relevant thema grondig uit, van de vroege reglementswijzigingen tot het gebruik van doping, free agency en de introductie van American Football op het internet.


Mijn oordeel:

Om van dit boek voluit te kunnen genieten, heb je toch al wat achtergrond van het spelletje nodig, de auteur gaat soms teveel uit van voldoende achtergrondkennis, waardoor sommige nuances in het ijle verdwijnen.

Daarnaast is zijn gebruikt Engels niet van de poes, hij gebruikt adjectieven die je in een gewoon Prisma-vertaalwoordenboek niet zal terugvinden. Daardoor vertraagt de leesbaarheid soms storend.

McCambridge concentreert zich hoofdzakelijk op de beslissingen op eigenaars- en bestuursniveau, en minder op de spelers. Legendes als Walter Payton, Dick Butkus en Jim McMahon worden zelfs niet vernoemd in het boek. Om een gedetailleerde beschrijving van sterspelers te krijgen, ben je in dit boek niet aan het juiste adres. Al bestaan daarover natuurlijk honderden andere boeken.


Ondanks deze drie minpuntjes heb ik genoten van dit boek, vooral omwille van zijn diepgang en grondigheid. Het is mooi om te zien hoe hij bewijst dat American Football meer en meer een perfecte metafoor geworden is van de Amerikaanse samenleving, en daardoor baseball van de troon heeft gestoten als Nationale Sport.


Eindoordeel: ****