In ’t kort: Olympische Spelen 1992, Barcelona. Voor het
eerst doen Amerikaanse profs mee in het baskettoernooi. En niet zomaar profs,
maar de absolute sterren van de NBA: Michael Jordan, Magic Johnson, Larry Bird,
Charles Barkley, Clyde Drexler, Chris Mullin en consoorten. Ze staan bekend als
het Dream Team. Uiteraard winnen ze
het toernooi op één been (coach Chuck Daly nam niet één time-out, en in de
finale werd Kroatië geklopt met liefst 33 punten verschil), maar het boek
focust niet alleen op de wedstrijden, integendeel zelfs.
McCallum vertelt het volledige verhaal van het Dream Team, vanaf het fiat van de wereldbasketbond over het
gepalaver omtrent de samenstelling het team, het kwalificatietoernooi in Portland
en de Spelen zelf, tot de terugkeer in de USA.
Mijn oordeel: Ik neem jullie even mee naar februari 1992. Ik
kwam onverwacht in het ziekenhuis terecht door een acute appendicitis. Wat doet
een 16-jarige als ie zich verveelt in een ziekenhuisbed ? Jawel, tv kijken. Het
toenmalige Sportnet had de uitzendrechten over het NBA-basketbal, en net op dat
moment werd het jaarlijkse All Star Game gespeeld. Toevallig stuurde de zapper
me daarheen, en ik bleef kijken, gebiologeerd door wat zich op dat parket afspeelde.
Het toeval wil dat dit All Star Game één van de beste ooit werd, met de
terugkomst van Magic Johnson (in de herfst van 1991 gestopt omwille van zijn
HIV-positief-status) en prachtige staaltjes basketbal. Daar, en daar alleen, in
dat ziekenhuisbed, is mijn liefde voor het basketbal geboren.
Dat tijdens de zomer van datzelfde jaar het Dream Team nog betere
staaltjes van basketkunst in Barcelona liet zien, verdiepte die liefde. Ik werd
fan, en dat ben ik nog steeds (zij het iets minder obsessief, zie recensie
‘Fanatic’).
Het boek zelf dan. Eind jaren ’90 schreef Mart Smeets (wie anders) al
een werk over dit befaamde team, maar dit boek is anders opgevat, het focust
meer op de relaties tussen de diverse protagonisten dan op de wedstrijden zelf.
Boris Stankovic, de wereldbasketbaas, en David Stern (commissioner van de NBA) werken samen een deal uit om NBA-spelers
op de Spelen toe te laten. Stern en de (toen nog machtige) Amerikaanse
universiteitsbond gaan in de clinch over hoeveel NBA- en hoeveel College-spelers.
Het team wordt uiteindelijk samengesteld uit 11 NBA-spelers en amper één
universiteitsspeler.
De 11 NBA-spelers worden gekozen, waarbij heel wat onderlinge vetes
worden uitgevochten (vooral Bad Boy
Isiah Thomas moet het ontgelden, absolute vedette Jordan wil hem niét in het
team), en dan de eerste wedstrijden. De consternatie is groot wanneer een
verzameling college-spelers het Dream Team te kijk zetten in hun allereerste
wedstrijd samen. De volgende dag wordt orde op zaken gesteld, en het Dream Team
kijkt niet meer achterom.
Tussen het kwalificatietoernooi en de Spelen zelf, gaat het team op
afzondering naar Monte Carlo. Tussen al het gokken en golfen door, spelen ze
‘the Greatest Game that Nobody Ever Saw’, een onderling oefenpartijtje waarbij
elke speler zijn kunnen wilde tonen aan de anderen, en enkelen daar bekaaid
vanaf kwamen. McCallum heeft een tape van dit wedstrijdje kunnen bemachtigen,
en geeft een gedetailleerd verslag. Alleen al hierom is dit boek een topper.
In Barcelona zelf gaan de wedstrijden even makkelijk, maar voor de
spelers wordt het een luxe-gevangenis. Behalve Barkley, die zich traditioneel
van zijn leukste kant laat zien en elke avond de Ramblas onveilig maakt,
blijven quasi alle spelers in het hotel om zo de hordes aan fans en supporters
te ontlopen.
We krijgen ook nog een mooi terzijde over de strijd om het brons. Het
nietige Litouwen klopte Rusland, waar ze tot voor kort nog deel van uitmaakten,
en dat zorgde natuurlijk voor een ongezien feest. Sterspeler Arvydas Sabonis
had de zege zelfs zo hard gevierd dat hij dronken in zijn bed lag toen zijn
land het brons kreeg omgehangen…
Dat tijdens de medailleceremonie nog wat commerciële belangen spelen,
toont uiteindelijk aan dat alles toch voor het grootste deel om geld draaide.
Een beetje een ontnuchtering, dat wel, maar we hebben er toch maar mooi
ontstellend mooi basketbal door gekregen.
Het boek is een absolute aanrader voor iedereen die basketbal een warm
hart toedraagt: luchtig, met de nodige humor, zonder al te veel pretentie maar
toch diepgravend in de interviews en portretten, zet McCallum één van de beste
teams ooit, ever, in the history of sports, op een knappe manier neer.
Eindoordeel: het gebeurt zelden, maar deze keer toch: *****